WIE KAN IK NOG VERTROUWEN?
|
||||||||||||||
Homoseksueel in nazi Duitsland en bezet Nederland |
||||||||||||||
Musea en archieven negeren homogeschiedenis De Nederlandse samenleving is sinds de jaren zestig vergaand veranderd. Als een van de weinigen landen in de wereld heeft Nederland gelijke rechten voor homoseksuelen goed geregeld. Maar Nederlandse musea en archieven gaan door alsof er niets is gebeurd: homoseksualiteit blijft er als vanouds onzichtbaar. Dont’ ask, don’t tell, don’t preserve. In vergelijking met andere media - televisie, film, literatuur of theater – waarin homoseksualiteit al lang vanzelfsprekend deel uitmaakt lopen musea en archieven achter. Ze hebben hun collectie zelden vanuit dit perspectief bekeken. Terwijl musea wel, en terecht, een doelgericht beleid tegenover nieuwe bezoekers uit migranten gemeenschappen ontwikkelen, ontbreken vergelijkbare initiatieven bij dit thema. “Wat voor de één een anekdote is, is voor de ander bittere realiteit. Hoeveel anekdotes hebben we nodig?”, vroeg Ayaan Hirsi Ali bij de opening van de tentoonstelling Wie kan ik nog vertrouwen? - homoseksueel in nazi Duitsland en Nederland in Westerbork op 21 april. Op 21 september opent de tentoonstelling in het Amsterdamse verzetsmuseum. Haar vraag raakt de kern van het collectief geheugen rond het thema homogeschiedenis. Hoe wordt uit een anekdote, interessant voor een moment, een verhaal dat wij het waard vinden om te vertellen en te bewaren? Hoe kunnen wij zeker stellen dat de homogeschiedenis een vanzelfsprekende deel van de nationale geschiedenis wordt? De expositie Wie kan ik nog vertrouwen? toont het leven van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen in Duitsland en Nederland tussen 1933 en 1945, met als zwaartepunt hun vervolging en verzet. Het is de eerste keer in Nederland dat deze ‘zwarte bladzijde van de homogeschiedenis’ zo duidelijk in beeld wordt gebracht. Een samenleving definieert zich ook door wat ze bewaart en koestert. Het collectieve geheugen werkt als een filter. Waar komen wij vandaan, hoe zijn we zo geworden, waar gaan wij naartoe? Onze culturele instellingen helpen de beslissingen die wij in het verleden hebben genomen te bewaren en te verduidelijken voor komende generaties. Gebrek aan historische kennis en voorstellingsvermogen kan zich al snel vertalen in onverschilligheid. Zoals dit schrijnend werd getoond door het Ministerie van Buitenlandse Zaken wanneer het constateerde dat het voor homoseksuelen in Iran ´niet totaal onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren´ mits ze ´niet al te openlijk voor de seksuele geaardheid uitkomen`. Ook onze minister president liet zien dat hij in het buitenland onze normen en waarden, zoals de openstelling van het huwelijk voor homoseksuele mannen en vrouwen, niet zonder meer verdedigt. Balkenende had in Indonesië ook kunnen kiezen voor een reactie in de geest van de Spaanse premier Luis Rodriquez Zapatero. Die toonde aanmerkelijk meer oog voor de historische en maatschappelijke stap die werd gezet door de openstelling van het huwelijk voor homoseksuelen in Spanje: ´Wij maken deze wet niet voor mensen die ver weg zijn en onbekend. We verruimen de mogelijkheid van geluk voor onze buren, onze collega’s, onze vrienden en onze families. En tegelijkertijd scheppen wij een beschaafdere samenleving omdat een beschaafdere samenleving zijn leden niet vernedert.´ Het is tijd voor een duidelijk beleidsplan dat musea en archieven stimuleert ook dit aspect van de Nederlandse geschiedenis te documenteren. Daarbij hoort, zoals bij andere doelgroepen ook, een directe communicatie. De discussie in de laatste jaren over een homomuseum binnen de Nederlandse museumwereld eindigde echter, voordat ze begon, vaak met een gemakkelijke ridiculisering. Berlijn heeft al jaren een ‘Schwules museum’, in het Verenigd Koninkrijk wordt de oprichting van een gay museum serieus overwogen, in Amerika bestaan er verschillende initiatieven. Maar het voormalige gidsland Nederland laat het afweten. “Niet weggooien!” Dat is het motto van een gezamenlijke actie van Nederlandse musea en instellingen op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. De samenwerkende organisaties vragen aandacht voor het behoud van materiaal uit de oorlogsjaren van particulieren en instanties uit Nederland en Nederlands-Indië. Het doel is er voor te zorgen dat dit een goede bestemming krijgt. Musea en instellingen willen voorkomen dat op het eerste gezicht onbelangrijk geacht origineel materiaal uit de oorlogsjaren verloren gaan. Tijdens de discussie op 8 juni naar aanleiding van de LBR-lezing gaven het verzetsmuseum Amsterdam, IHLIA en het NIOD aan dat ook naar wegen moet worden gezocht, homoseksuelen duidelijker aan te spreken tijdens deze actie. Het verzetsmuseum Amsterdam wil de tentoonstelling Wie kan ik nog vertrouwen? gebruiken om haar verzameling op dit gebied uit te breiden. © Klaus Müller |