|
WIE KAN IK NOG VERTROUWEN?
|
|||||||||||||
Homoseksueel in nazi Duitsland en bezet Nederland |
||||||||||||||
Het vertrouwen is bij homo’s voorbij Op 7 September wordt in het Nationaal Monument Kamp Vught de vraag gediscussieerd wie homoseksuelen in Nederland anno 2007 kunnen vertrouwen. Aanleiding is de tentoonstelling ‘Wie kan ik nog vertrouwen?’, die het leven van homoseksuelen in Nazi Duitsland en bezet Nederland belicht en eerder te zien was in de Tweede Kamer. Curator Klaus Mueller stelt dat de gouden jaren voor homoseksuelen in Nederland voorbij zijn en dat wij ons op een breuklijn bevinden. Als ik naar mijn vrienden luister, is vertrouwen een schaars goed geworden in Nederland. Iedereen is bezorgd en kwaad over de toenemende intolerantie en geweld tegen homoseksuelen. De kernvraag van de expositie, vertrouwen, heeft mede een discussie over het heden op gang gebracht. Als in een verre spiegel laat de expositie zien hoe het individu in een totalitaire staat onder druk komt te staan en hoe een medeplichtige maatschappij verregaand daaraan bijdraagt. Zover de tijd tussen 1933 en 1945 ook van ons verwijderd is, vrijheid en tolerantie blijven toch een work in progress. Met de ondergang van de nationaal-socialistische staat zijn diens totalitaire opvattingen niet verdwenen. In een grote hoeveelheid staten worden homoseksuelen vandaag de dag vervolgd door fascistische, communistische of religieusfundamentalistische regimes. De locaties zijn veranderd; totalitair en antidemocratisch gedachtegoed is gebleven. Ook democratische staten hebben problemen met groeiende fundamentalistische stromingen van christelijke, joodse, islamitische of hindoe signatuur en met neofascistische ideologieën. Dit jaar werd de gay pride in Rusland opnieuw met bruut geweld verstoord door orthodoxe, extreem nationalistische en fascistische groepen. De politie keek toe. Rusland – toch wel lid van de Raad van Europa – weigert homoseksuelen het recht op vergadering en vrije meningsuiting, desnoods met straatterreur. Terwijl het antidiscriminatiebeleid van de Europese Unie grote vooruitgang heeft geboekt in West- en Noordeuropa, verscherpen bijvoorbeeld de tegenwoordige Letlandse en Poolse regeringen hun inspanning homoseksuelen van Europese grondrechten uit te sluiten. De Poolse president Lech Kaczynski beroept zich op christelijke waarden. In de meeste Arabische landen wordt de Koran misbruikt als platvorm. Zo riep de Irakese sjiitische ayatollah Ali al-Sistani op om homoseksuelen “op de meest gruwelijke wijze” te vermoorden. De terugkeer van transnationaal opererende religies in de publieke ruimte zet ook de discussie in Nederland opnieuw op scherp. Delen van vooral islamitische migranten gemeenschappen bekrachtigen hun afwijzing van homoseksualiteit die zij uit hun eigen cultuur kennen. De balans tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht op gelijke behandeling, ongeacht etnische afkomst, sekse, religie of seksuele oriëntatie houdt op te bestaan als geloof misbruikt wordt als legitimatie van geweld. Homoseksuelen hebben in Nederland een lange strijd gevoerd om zich niet te moeten verbergen, met succes. Zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog is de positie van homoseksuelen in Europa verbazingwekkend verbeterd. Nederland staat ter boek als het meest homotolerante land ter wereld. Het idee dat de homo-emancipatie echter voltooid is getuigt van een gebrek aan realiteitsbesef. De positie van minderheden in een samenleving zal per definitie altijd ter discussie staan en kan niet eens en voor altijd worden ‘opgelost’. Wij nemen toch ook niet aan dat het antisemitisme of racisme voorgoed zijn verdwenen in Nederland? Toch beperkt de publieke discussie zich tot de oppervlakte: ‘Homo’s worden opnieuw vervolgd’ versus ‘het valt allemaal mee’. Beide overtuigingen worden door zowel homo- als heteroseksuelen uitgedragen. De verschillende lagen van homofobie, met name de juridische, historische, psychologische en politieke dimensies ervan, komen daarbij nauwelijks aan bod. Juridisch is er veel bereikt, met als belangrijkste resultaat de juridische gelijkstelling van homoseksualiteit in Nederland. Nederland neemt een leidende rol in binnen de Europese Unie, samen met Spanje en de Scandinavische landen. De openstelling van het huwelijk toont de meest belangrijke erkenning van homoseksuelen. Historisch werden homoseksuelen voor het grootste deel van de 20de eeuw vervolgd, geminacht, en verguisd. Dat laat diepe sporen na, collectief en individueel. Het verleden werkt door. Onze blik op de toekomst, onze verwachtingen en onze angsten dragen het verleden en het heden in zich. Psychologisch: Homoseksuelen groeien op in een dominant heteroseksuele samenleving, ook in homotolerant Nederland. Van vroeg af aan leren homoseksuelen met een heteroseksuele blik naar zich zelf te kijken, een typische gevolg van de stigmatisering van minderheden. In de laatste maanden werd in de media veel gediscussieerd over het stijgende aantal geweldsincidenten tegen homoseksuelen. De homogemeenschap vreest dat veroverde vrijheden worden ingeleverd – op straat door dreiging met geweld, op school door het wegpesten van homoseksuele leraren of scholieren, bij het asielrecht door het terugsturen van homoseksuele vluchtelingen naar landen waar de doodstraf op homoseksualiteit staat. Deze vrees signaleert een zeer ernstige breuk: het laat een gebrek aan vertrouwen zien in de toekomst als homo in Nederland. Toen ik 20 jaar geleden naar Nederland kwam verraste mij juist het vertrouwen hier - in de overheid, in elkaar, in de goede bedoelingen. Als Duitser was ik dat niet gewend, met goede redenen trouwens. Ik heb deze onbezorgdheid van Nederlandse homoseksuelen altijd als historisch uniek en een groot goed ervaren, de uitdrukking van een vergaande emancipatie. Hoe wankel dat is blijkt uit het veelvuldig gebruik van het woord ‘homo’ als modieus scheldwoord vooral bij jongeren. Het woord ‘homo’ is tegenwoordig zelfs zo effectief als beledigende boodschap dat diskwalificerende bijvoegsels als 'vuil' en 'kanker' niet eens meer nodig zijn om de vernedering kracht bij te zetten. Illustratief daarvoor zijn de uitspraken van de 19-jarige Hazim A. die zich onlangs voor de rechter moest verantwoorden voor het mishandelen van twee homo's bij de Amsterdamse Reguliersdwarsstraat. Volgens het rechtbankverslag verklaarde Hazim dat hij niks tegen homo's heeft: "Die homodingen... Onderling schelden we elkaar in de buurt ook uit voor homo. Dat homo-dit-en-dat zeggen we gewoon tegen elkaar, zo vaak, om de ander kwaad te maken". Twee weken geleden fietste ik met een vriend door Amsterdam, en hij legde zijn hand op mijn schouders om zich te laten trekken. Op een kruispunt riep iemand, een autochtone Nederlander, zomaar homo achter ons aan. Het was niet vriendelijk bedoeld. Van een moment op de andere wordt je niet meer als mens en individu gezien: op dat moment lijk je vogelvrij. Zomaar op straat. Ik ben drie keer op straat in Amsterdam aangevallen. Het woord homo was daarbij hét vehikel van haat, minachting en veel verbaal en fysiek geweld. De discussie alleen al laat zien hoe wij maatstaven voor een civiele omgang met elkaar zijn kwijtgeraakt. Kunt u zich voorstellen door straat te lopen en, zomaar, tegen de eerste beste te brullen: Hey jood. Marokkaantje! Zwarte!! Niemand met een beetje verstand of eergevoel zal dit normaal vinden Kunnen homoseksuelen in Nederland, in Europa blijven rekenen op rechtsbescherming en begrip voor hun minderheidspositie? Kunnen wij de consequenties ervan bediscussiëren, zonder meteen van slachtofferschap en aanstellerij te worden verdacht? Kunnen wij de historische ervaring van vervolging en sociale minachting in de ogen kijken? Voor alle duidelijkheid, dit zijn niet alleen vragen aan de heteroseksuele meerderheid, maar ook de homogemeenschap zelf. De historische solidariteit met vervolgde homoseksuelen tijdens de Nazi tijd was en is geen vanzelfsprekendheid in de homogemeenschap. Zal er meer empathie ontstaan voor homo slachtoffers van straatgeweld of allochtone homoseksuelen? Ook onder homoseksuelen zelf is de verleiding tot wegkijken zo groot als bij iedereen. Politiek en maatschappelijk is er de laatste maanden wel veel besef uitgedrukt voor deze zorgen. Niet voor niets werd deze expositie onder auspiciën van de voorzitter van de Tweede Kamer Gerdi Verbeet getoond. Wij zullen zien of homohaat nu wordt aangepakt waar het speelt, op school, op straat, in islamitische en strengprotestantse gemeenschappen. Of sluiten wij opnieuw de ogen voor cultuurstromingen die homoseksualiteit afkeuren zonder een duidelijke grens te trekken? Klaus Müller Klaus Müller is historicus en de samensteller van de tentoonstelling Wie kan ik nog vertrouwen? en van twee boeken over de homovervolging en het verzet van individuele homoseksuelen in het Nederlandse verzet: Doodgeslagen, doodgezwegen (2005) en Het begint met nee zeggen (2006). terug |