|
WIE KAN IK NOG VERTROUWEN?
|
||||||||||||
Homoseksueel in nazi Duitsland en bezet Nederland |
|||||||||||||
Toespraak Klaus Müller Den Haag 22 mei 2007 Veel mensen zouden er blij en trots zijn dat deze tentoonstelling vandaag in de Tweede Kamer opent. Maar ze zijn er niet meer. Ze kunnen dit moment van empathie voor hun lot of de herkenning voor hun verzet niet meer zelf meemaken. Ze bleven alleen met hun herinnering. Aan een van hen wil ik graag vandaag de tentoonstelling opdragen: Frieda Belinfante, geboren in Amsterdam. Ik ontmoette haar in mei 1994 in Santa Fe, New Mexico. Toen was ze 90 jaar oud. Haar leven werd vergaand getekend door haar beslissing om in het verzet te gaan. Aan haar veelbelovende muziekcarrière als eerste vrouwelijke dirigent in Nederland kwam abrupt een einde. Frieda nam deel aan het kunstenaarsverzet, de vervalsing van persoonsbewijzen en – samen met de eveneens homoseksuele verzetsleider Willem Arondéus - de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister in 1943. Haar lesbisch-zijn was niet de reden waarom zij in het verzet zat, maar kleurde wel haar positie. Als onafhankelijke vrouw was zij gewend haar eigen beslissingen te nemen. Op de vlucht voor de Gestapo liep ze een tijd als man door de stad voordat ze naar Zwitserland kon vluchten. En zij paste niet in de geschiedschrijving van het verzet. Over haar niet beschreven rol in het Amsterdamse verzet was ze duidelijk: “Ik heb gewoon mijn leven geleefd, was nooit een rolmodel of deel van een collectief. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat Willem Arondéus en ik verdwijnen uit het collectieve geheugen, alleen maar omdat wij homoseksueel zijn.” Niet in het verzetsverhaal. En ook niet in het vervolgingsverhaal. De tentoonstelling ‘Wie kan ik nog vertrouwen?’ laat zien hoe het individu in een totalitaire staat onder druk komt te staan en hoe een medeplichtige maatschappij verregaand daaraan bijdraagt. De reductie van het individu tot een categorie is het uitgangspunt van een totalitaire staat en van totalitaire denkbeelden – toen en nu. Met de ondergang van het nationaal-socialisme zijn diens totalitaire opvattingen niet verdwenen. In een grote hoeveelheid staten worden homoseksuelen vandaag vervolgd, gevoed door fascistische, communistische of religieusfundamentalistische regimes. De locaties zijn veranderd - totalitair en racistisch gedachtegoed is gebleven. Ook democratische staten hebben problemen met groeiende fundamentalistische stromingen van christelijke, joodse, of islamitische signatuur en met neofascistische ideologieën. Zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog is de positie van homoseksuelen in Europa verbazingwekkend verbeterd. Vooral in Nederland dat lange tijd de voorvechter op het gebied van de homo-emancipatie was. Maar vrijheid en tolerantie blijven a work in progress. Ook hier moeten homorechten opnieuw worden verdedigd. Homoseksuelen kunnen hier zoals iedereen hun leven leiden. De gouden jaren van onbezorgdheid lijken echter voorbij. Wie kunnen wij nu vertrouwen? Kunnen homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in Nederland, in Europa blijven rekenen op rechtsbescherming? Of worden veroverde vrijheden ingeleverd – op straat door dreiging met geweld, op school door het wegpesten van homoseksuele leraren of scholieren, bij het asielrecht door het terugsturen van homoseksuele vluchtelingen naar landen waar de doodstraf op homoseksualiteit staat? En wie herinnert zich? Bij het maken van de tentoonstelling viel mij op hoe schaars het materiaal is. Over de homogeschiedenis in de 20ste eeuw, zowel de zwarte bladzijden als de successen vanaf de jaren zestig, is weinig terug te vinden in Nederlandse musea of archieven. Ze hebben hun collectie zelden vanuit dit perspectief bekeken. Er wordt niet doelgericht verzameld. Men kan dan ook vaak geen expertise bieden. Er ontbreekt een structureel beleid bij erfgoedinstellingen om de homogeschiedenis te integreren in het nationaal geheugen. Homoseksualiteit wordt nog steeds gereduceerd tot een geschiedenis van seksualiteit. Het leven van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen in de twintigste eeuw werd echter niet bepaald door hun seksueel gedrag, maar door de maatschappelijke, medische, juridische en symbolische uitsluiting door de samenleving. Ik hoop dat deze tentoonstelling een aanzet voor musea en archieven is de homogeschiedenis in de 20de eeuw in al haar verscheidenheid in kaart te brengen, te bewaren en deel te laten worden van ons nationaal geheugen. terug |