WIE KAN IK NOG VERTROUWEN?
Homoseksueel in nazi Duitsland en bezet Nederland

Toespraak Kathleen Ferrier

Den Haag 22 mei 2007

Dames en heren,

Wie heeft niet op haar of zijn netvlies de beelden, krantenfoto’s  van 2 Iraanse jongens, beiden nog geen 20, die vanwege hun homoseksuele geaardheid opgehangen werden.; kamerbreed hebben we daarover vragen gesteld.

Een ervaring die ik niet gauw zal vergeten, met een Kamerdelegatie in Afrikaans land, we zaten om een grote ronde tafel, de airco ronkte luid, we bespraken met een aantal bewindslieden, de problematiek van HIV/AIDS in dat land. We hadden het over het belang van preventie, van voorlichting, van het doorbreken van taboe’s. Ik vroeg aan de minister voor onderwijs welk beleid hij voorstond tan aanzien van voorlichting over AIDS preventie aan mensen met een homoseksuele geaardheid. Vriendelijk glimlachte de minister naar mij en zei: “Dat beleid heb ik niet, want in ons land zijn er geen homoseksuelen.”

Dames en heren, in vind het een bijzondere eer dat ik deze tentoonstelling mag openen. Op indringende en indrukwekkende wijze zien wat de afschuwelijke realiteit was, voor vele duizenden mannen en vrouwen en hun families, die vanwege hun seksuele geaardheid vervolgd werden.  Het is een tentoonstelling met een indringende naamstelling: Wie kan ik vertrouwen.  De eenzaamheid die daaruit spreekt, het gevoel van vogelvrijverklaard te zijn, raakt ons allemaal. Het is zo belangrijk dat, wat er toen gebeurd is, aan onze kinderen door te geven. We mogen nooit vergeten.

Minstens even belangrijk is het aan onze kinderen door te geven, dat met het eindigen van de tweede wereld oorlog er niet een eind kwam aan alle ellende.  We hebben in 1945 plechtig beloofd: dit nooit weer en toch… we zien vandaag Darfur…
Evenzeer geldt nog steeds mensen vervolgd worden om wie ze zien, hoe ze eruit zien en om wat hun seksuele geaardheid is. Mensen die vandaag, net als toen, niet weten wie ze kunnen vertrouwen. Mensen niet alleen ver weg, maar ook hier in Nederland.

Ik vind het goed dat deze tentoonstelling juist hier, in het huis van de democratie opgesteld staat. Dit is immers de plek waar wij, als volksvertegenwoordigers de stemmen van alle mensen in dit land, moeten laten doorklinken, in onze vragen, in onze beleidsvoorstellen.
Ik vind het goed dat deze tentoonstelling inzoomt op wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is, dat mogen we nooit vergeten…En vanuit het besef van wat er toen is fout gegaan, moeten we ook naar onze samenleving vandaag durven kijken, waar nog steeds mensen niet geaccepteerd worden zoals ze zijn. Of het nu gaat om hun etniciteit of hun seksuele geaardheid. Hier ligt een opdracht voor het parlement en voor de samenleving als geheel. In onze diverse samenleving is het van fundamenteel belang dat we leren elkaar te accepteren, te respecteren en te waarderen, zoals we zijn. Dat we elkaar ruimte geven. Dat kan een mens niet vroeg genoeg beginnen te leren. Dat begint natuurlijk thuis, maar ik zie ook dat het onderwijs hier een fundamentele taak heeft.
Kinderen bijbrengen dat we allemaal goed zijn, zoals we zijn. En dat we, aan de strijders voor mensen rechten in de Tweede Wereldoorlog verplicht zijn, op te blijven komen voor de menselijke waardigheid van al onze medemensen, in Darfur, maar ook hier. Daarom mogen wij nooit onze ogen sluiten voor wat er gebeurd en mogen we nooit zwijgen, als er onrecht is.

Ik wil eindigen met een gedicht van Martin Niemöller, dat velen van u vast al eens gehoord of gelezen hebben, maar ik wil het hier toch graag, in een persoonlijke bewerking, met u delen:

Toen de nazi’s de communisten arresteerden heb ik gezwegen;
Ik was immers geen communist.
Toen ze de sociaal-democraten gevangen zetten heb ik gezwegen;
Ik was immers geen sociaal-democraat.
Toen ze de syndicalisten kwamen halen heb ik gezwegen;
Ik was immers geen syndicalist.
Toen ze de joden opsloten heb ik gezwegen;
Ik was immers geen jood.
Toen ze de katholieken arrresteerden heb ik gezwegen;
Ik was immers geen katholiek.
Toen ze homoseksuele mannen en lesbische vrouwen meenamen heb ik gezwegen;
Ik was immers geen homoseksuele man of lesbische vrouw.
Toen ze mij kwamen halen
…was er niemand meer die nog kon protesteren.

Dank u.

Kathleen Ferrier


terug